Als ik doodga
hoop ik dat je erbij bent
dat ik je aankijk
dat je mij aankijkt
dat ik je hand nog voelen kan
Dan zal ik rustig doodgaan
Dan hoeft niemand verdrietig te zijn
Dan ben ik gelukkig.
Dichter: Remco Campert
De wereld is wonderlijk leeg zonder jou.
Er staat maar zo weinig meer in.
De hemel is aldoor zo wonderlijk blauw.
Waarom wat heeft het voor zin?
De merel zit zachtjes te zingen in ’t groen.
Voor mij hoeft ie heus niet zo zijn best te doen.
De wereld kon vol van geluk zijn, maar nou
Leeg, zonder jou.
Dichter: Annie M.G. Schmidt
Ik heb een steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Het water gaat er anders dan voorheen.
De stroom van een rivier, hou je niet tegen
het water vindt er altijd een weg omheen.
Misschien eens gevuld, door sneeuw en regen,
neemt de rivier m’n kiezel met zich mee.
Om hem, dan glad, en rond gesleten,
te laten rusten in de luwte van de zee.
Ik heb een steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten.
Ik leverde het bewijs van mijn bestaan.
Omdat, door het verleggen van die ene steen,
de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan.
Ik heb en steen verlegd,
in een rivier op aarde.
Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten.
Ik leverde bewijs van mijn bestaan.
Omdat, door het verleggen van die ene steen,
de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan
Dichter: Bram Vermeulen
Und im Herbst,
wenn ihr die Trauben eurer Weinberge
für die Weinpresse einsammelt,
sprecht in euren Herzen:
“Auch ich bin ein Weinberg
und meine Früchte sollen auch
für die Weinpresse eingesammelt werden,
und wie neuer Wein
werde auch ich in ewigen Gefässen
aufbewahrt werden.”
Und im Winter,
wenn ihr den Wein zapft,
lasst für jeden Becher ein Lied
in euren Herzen aufklingen.
Und in dem Lied denkt an die Herbsttage,
an den Weinberg und an die Weinpresse.
Dichter: Khalil Gibran
Alles heeft zijn tijd vrij naar Prediker
Weet je, alles heeft zijn tijd
niets gebeurt op zijn eigen tijd.
Als mens word je geboren en gaat eens weer dood
en daar tussenin leef je, groei je, ben je steeds aan het
worden:
In zonlicht en schaduw, bij dag en bij nacht,
word je steeds meer mens.
En daarbij heeft alles zijn eigen tijd:
Er is een tijd van krijgen en een tijd van geven
Er is een tijd dat je zaadjes in de grond stopt
en een tijd dat je bloemen kunt plukken
Er is een tijd dat je luchtkastelen bouwt
en een tijd dat je ze afbreekt voor iets nieuws
Er is een tijd dat je lacht maar soms moet je ook huilen
Er is een tijd dat je danst en een tijd dat je stampvoet.
Soms voel je je ziek en dan voel je je beter
Soms wil je niets zeggen dan praat je honderd uit
soms zet je je schrap dan laat je je gaan
Nu eens barst je van woede
en dan maak je het weer goed.
Er is een tijd van knuffelen
en een tijd van met rust laten
er is een tijd van zoeken
en een tijd van vinden.
Soms ben je boos op iemand
dan houd je er weer zielsveel van
Zo is er oorlog en dan weer de vrede.
Er zijn tijden dat je iets kapot maakt
en er zijn tijden dat je kunt heel-maken
Er zijn tijden van begroeten
en tijden van afscheid nemen.
En alles heeft zin in een mensenleven,
het is altijd weer nemen en dan weer geven,
zoals de zee met zijn eb en vloed
als zomer en winter, warmte en kou,
leven en dood en toch weer leven!
Dichter: Yvonne van Emmerik
De mensen van voorbij
De mensen van voorbij
wij noemen ze hier samen
De mensen van voorbij
we noemen ze bij namen.
Zo vlinderen zij binnen
in woorden en in zinnen
en zijn wij even bij elkaar
aan ’t einde van het jaar.
De mensen van voorbij,
zij blijven met ons leven.
De mensen van voorbij,
ze zijn met ons verweven
in liefde, in verhalen,
die wij zo graag herhalen,
in bloemen, geuren, in een lied,
dat opklinkt uit verdriet.
De mensen van voorbij,
zij worden niet vergeten.
De mensen van voorbij,
zijn in een ander weten.
In het universum mogen ze wonen;
daar waar géén pijn kan komen.
De mensen van voorbij
zijn in het licht, zijn vrij!
Dichter: Hanna Lam
Ik heb het leven lief
Ik heb het leven lief,
de mensen en de dieren,
de zeeën en rivieren,
ik heb het leven lief.
Ik heb het leven lief,
de bergen en de dalen,
de warme zonnestralen,
ik heb het leven lief.
Ik heb het leven lief,
het sterke en het broze.
het blije en het boze,
ik heb het leven lief.
En valt het doek dan dicht,
nog even op het leven,
‘n laatste glas geheven,
ik heb het leven lief.
Dichter: Toon Hermans
Voor een dag van morgen
Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind,
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad,
hoe lief ik je had.
Maar zeg het aan geen mens.
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven,
dat alleen maar een man alleen maar een vrouw
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.
Dichter: Hans Andreus